1. |
Bij hen die zich volledig inspannen,
|
2. |
En bij hen die hun werk met vreugde verrichten,
|
3. |
En bij hen die snelle vorderingen maken.
|
4. |
En bij hen die de eersten willen zijn
|
5. |
En bij hen die de zaak regelen.
|
6. |
De Dag waarop de bevende (aarde) zal beven,
|
7. |
Hierop zal volgen, wat volgen moet.
|
8. |
Op die Dag zullen de harten kloppen.
|
9. |
En de ogen zullen nedergeslagen zijn.
|
10. |
Zij (de ongelovigen) zeggen: "Zullen wij werkelijk tot onze vroegere toestand worden teruggebracht,
|
11. |
Zelfs al zijn wij vergane beenderen geworden?"
|
12. |
Zij zeggen: "Dan zou deze opstanding een ondergang zijn."
|
13. |
Daar is slechts één dreigende roep.
|
14. |
En ziet, zij zijn opgewekt.
|
15. |
Heeft het verhaal van Mozes u niet bereikt?
|
16. |
Toen zijn Heer hem in het heilige dal van Towa toeriep, (zeggende):
|
17. |
"Ga naar Pharao; want hij is opstandig.
|
18. |
En zeg tot hem: Zoudt gij u willen reinigen?
|
19. |
En ik zal u tot uw Heer leiden opdat gij Hem moogt vrezen."
|
20. |
Toen toonde hij hem (Pharao) het grote teken,
|
21. |
Maar deze verwierp het en gehoorzaamde niet;
|
22. |
Maar wendde zich daarna haastig af.
|
23. |
En hij (Pharao) verzamelde de zijnen en riep uit:
|
24. |
(Zeggende), "Ik ben uw Heer de Allerhoogste."
|
25. |
Daarop greep Allah hem aan met een voorbeeldige straf voor de toekomst en voor die tijd.
|
26. |
Waarlijk daarin is een les voor hem die vreest.
|
27. |
Zijt gij moeilijker te scheppen dan de hemel die Hij heeft gebouwd?
|
28. |
Hij verhief hem hoog en maakte hem volmaakt.
|
29. |
En Hij maakte de nacht donker en bracht het daglicht voort;
|
30. |
En ook de aarde spreidde hij uit.
|
31. |
Daaruit bracht Hij water en weide voort.
|
32. |
En Hij maakte de bergen onwrikbaar.
|
33. |
Een voorziening voor u en voor uw vee.
|
34. |
Maar als de grote ramp zal komen,
|
35. |
De Dag waarop de mens zich zal herinneren hetgeen hij heeft gedaan,
|
36. |
En de hel zal zichtbaar gemaakt worden voor hem die ziet.
|
37. |
Dan zal (voor hem) die opstandig is geweest,
|
38. |
En die het leven dezer wereld verkoos,
|
39. |
Brandend Vuur zijn tehuis zijn.
|
40. |
Doch voor hem die vreesde voor zijn Heer te staan, en die zijn ziel van begeerten onthield,
|
41. |
Zal het paradijs zeker zijn verblijf zijn.
|
42. |
Zij vragen u omtrent het Uur: "Wanneer zal het komen?"
|
43. |
Maar datgene waarmede gij u bezighoudt
|
44. |
De uitkomst daarvan is bij uw Heer.
|
45. |
Gij zijt slechts een waarschuwer voor hem die vreest.
|
46. |
Op de dag waarop zij dit zullen zien, (zal het zijn) alsof zij slechts een avond of een morgen (op de aarde) hadden vertoefd.
|