1. |
Bij de nacht als hij bedekt.
|
2. |
En bij de dag wanneer hij schittert,
|
3. |
En bij de schepping van man en vrouw.
|
4. |
Voorzeker, uw streven is verschillend.
|
5. |
Wat hem betreft die geeft en God vreest,
|
6. |
En het goede aanvaardt,
|
7. |
Wij zullen zijn weg effenen tot welslagen.
|
8. |
Maar hij, die vrekkig en onverschillig is,
|
9. |
En het beste verwerpt,
|
10. |
Wij zullen hem naar moeilijkheden leiden.
|
11. |
Wanneer hij te gronde gaat zullen zijn rijkdommen hem niet baten.
|
12. |
Voorwaar, het is aan Ons om te leiden.
|
13. |
En aan Ons is het Hiernamaals en ook deze wereld.
|
14. |
Daarom waarschuw Ik u voor het laaiend Vuur;
|
15. |
Niemand zal er binnengaan dan de rampzaligste,
|
16. |
Die loochent en zich afwendt.
|
17. |
Maar de rechtvaardige zal ver daarvan verwijderd worden.
|
18. |
Die zijn rijkdommen weggeeft om zich te louteren.
|
19. |
En niemand heeft Hem een gunst bewezen waarvoor hij moet worden beloond.
|
20. |
Maar hij die het welbehagen zoekt van zijn Heer, de Verhevene,
|
21. |
Weldra zal hij tevreden zijn.
|